I'm not a robot

CAPTCHA

Privacy - Terms

reCAPTCHA v4
Link



















Original text

De concepten van overdracht en tegenoverdracht vinden hun oorsprong in de psychoanalyse. Gestaltpsychotherapie vereenvoudigt deze concepten en beschouwt ze vanuit het oogpunt van de contacttheorie. Op basis van deze theorie kan men kijken naar de achtergrond van de therapeut, de achtergrond van de cliënt of de sfeer van de interactie tussen cliënt en therapeut. Alles wat de therapeut tegen de cliënt zegt, is dus tegenoverdracht. In de praktijk moet je begrijpen dat er een nuttige tegenoverdracht en een belemmerende tegenoverdracht bestaat. Nuttige tegenoverdracht: de therapeut ontwikkelt een relatie met de cliënt tijdens een sessie, de cliënt lost zijn problemen in het echte leven op. Wanneer de tegenoverdracht wordt belemmerd, vervangt de therapeut het leven van de cliënt door zijn eigen leven, er ontstaan ​​afhankelijke relaties en er vinden geen veranderingen plaats in het leven van de cliënt. Alles wat er tijdens de sessie gebeurt, draait helemaal om de therapeut. De therapeut roept gevoelens op tijdens de sessie. Alle ervaringen van de therapeut zijn tegenoverdracht. Correct gestelde vragen leiden tot het noodzakelijke resultaat en begrip van het tegenoverdrachtsproces. De therapeut moet zichzelf vragen stellen: 'Wie ben ik nu naast de cliënt?' ik en mijn problemen “Wat gebeurt er met mij? En hoe is dit in het leven van de cliënt?” “Wat voor soort relatie is er met de cliënt ontstaan?” Het is altijd de moeite waard om te onthouden dat er altijd een derde optie is uit twee antwoorden en dat de therapeut die optie moet kiezen als er geen persoonlijke ervaring is - in een sessie en vervolgens door de cliënt in zijn leven taak van de psychotherapie. Na het herkennen van de eigen realiteit en eerlijke antwoorden op de vragen: "In welke periode van mijn leven bevind ik me?", "Wat is de omgeving om mij heen?", Pas nadat deze veranderingen in het leven van de cliënt mogelijk zijn, is het de taak van de therapeut om deze op te vangen een gevoel of ervaring waar de cliënt zich niet van bewust is en maak daar een interventie van. De therapeut reflecteert en zoekt voortdurend naar nieuwe ervaringen van de cliënt. En dit is de belangrijkste waarde van psychotherapie. Dat is de reden waarom een ​​persoon zichzelf niet kan helpen. De taak van de therapeut is om de cliënt energie voor het leven te geven. Het leven is voor de cliënt iets doen in een sessie, en dan in je echte leven. Bronnen van tegenoverdracht Fenomenologie: realistische reacties en reacties van de cliënt (uiterlijk van de cliënt, gezichtsuitdrukkingen, stemintonatie, microbewegingen) De reacties van de therapeut op de overdracht van de cliënt. Opgemerkt moet worden dat overdracht een dynamisch proces is en een breder concept dan projectie, inclusief de concepten van contact en verstoringen op de contactgrens. De reacties van de therapeut op de reacties van de cliënt. Alle onderwerpen die problemen opleveren voor de therapeut. Bijvoorbeeld: homoseksualiteit, echtscheiding of andere. Kenmerkende reacties en reacties van de therapeut. De gebruikelijke manier waarop de therapeut zich tegenover de cliënt gedraagt, ontstaat. Als de therapeut gewend is om in zijn leven te concurreren, zal de therapeut concurreren met de cliënt. Obstructieve tegenoverdracht maakt de therapeut ongevoelig voor een bepaald gebied van de relatie met de cliënt of richt zich op een gebied dat voor de cliënt onbelangrijk is. Obstructieve tegenoverdracht heeft een aantal kenmerken. Bij tegenoverdracht kan de cliënt betrokken raken bij zelfbevestiging. Als de therapeut het zelf niet aankan, maar de cliënt het voor hem doet, is dit het belangrijkste teken hiervan. Obstructieve tegenoverdracht kan leiden tot subtiele hints van de therapeut die de cliënt kan implementeren. Wanneer tegenoverdracht wordt verijdeld, komt de seksuele opwinding die ontstaat tussen therapeut en cliënt in de plaats van vertrouwen en veiligheid. Bij obstructieve tegenoverdracht krijgt de cliënt geen reactie op zijn ervaring en laat de cliënt de therapeut vervolgens dezelfde pijn en afschuw ervaren die de cliënt bijvoorbeeld in de kindertijd heeft ervaren. De relaties in het leven van de therapeut worden rechtstreeks geprojecteerd op de relatie met de cliënt. Concluderend is het noodzakelijk om te wijzen op het belang van regelmatige supervisie, zodat de therapeut zijn eigen interfererende tegenoverdracht kan herkennen en ermee kan werken..