I'm not a robot

CAPTCHA

Privacy - Terms

reCAPTCHA v4
Link



















Original text

Binnenkort zullen ouders voor de vraag komen te staan: moeten ze hun kind naar de eerste klas sturen of nog een jaar wachten? De beslissing om een ​​kind naar school te sturen hangt af van zijn bereidheid om in een onderwijsinstelling te studeren. De leeftijd, ontwikkeling en mate van paraatheid van elk kind is individueel, en om de juiste beslissing te nemen, raad ik aan neuropsychologische en psychologische diagnostiek van schoolgereedheid te ondergaan. De gereedheid voor school wordt niet bepaald door de vraag of het kind al kan lezen en schrijven, maar door de manier waarop zijn hogere mentale functies worden ontwikkeld: aandacht, geheugen, spraak, denken, en of het kind bestand is tegen de intellectuele en fysieke stress van het leren. Het kind moet fysiek volwassen zijn en over voldoende fysieke kracht en coördinatie beschikken om schooltaken te voltooien. Het is wenselijk dat hij de psychomotorische vaardigheden ontwikkelt die nodig zijn om het schrijven onder de knie te krijgen (ontwikkeling van fijne motoriek, coördinatie van gezichtsvermogen en handbewegingen, vermogen om volgens een model te werken). Bovendien moet bij het nemen van een beslissing rekening worden gehouden met de volgende factoren: Communicatieve paraatheid. Het kind moet in staat zijn om met een sociale volwassene en met andere mensen om te gaan, respect te tonen voor regels en gedragsnormen en zich ook aan groepssituaties aan te passen. . Tijdens de onderzoeken merken we op of het kind de grenzen van de communicatie respecteert, of hij de psycholoog aanspreekt met ‘jij’ of ‘jij’ gebruikt en vragen stelt van al te persoonlijke aard, of hij interesse toont in het gesprek, of hij in staat is om stelt verhelderende vragen en geeft zijn mening, of hij georiënteerd is in tijd en ruimte. Is de woordenschat geschikt voor de leeftijd, is het kind in staat grammaticaal correcte uitspraken te construeren. Concluderend beschrijven we de algemene kenmerken van het kind en zijn communicatieve bereidheid. Bijvoorbeeld: Betrokkene M. (6,4 jaar oud), rechtshandig, compleet gezin. Lijkt op zijn leeftijd. Onderhoudt oogcontact. Tijdens het gesprek gaf ze blijk van een zelfverzekerde kennis van de seizoenen, de dagen van de week, het woonadres en de geboortemaand, en vond ze het moeilijk om de tweede naam en de geboortedag van haar ouders te noemen. Ze voerde de taken ijverig en met belangstelling uit, toonde interesse in de resultaten van het examen en reageerde adequaat op moeilijkheden en gemaakte fouten. De emotionele achtergrond is gelijkmatig, emotionele reacties zijn levendig, passend bij de situatie, positieve emoties overheersen, M. toonde hoge prestaties tijdens het onderzoek, het meisje is ijverig en geïnteresseerd. Tijdens een psychologisch onderzoek toonde zij een zakelijke vorm van communicatie met een volwassene. Ze nam graag contact op met de psycholoog en respecteerde de grenzen in de communicatie. De communicatieve competentie is goed ontwikkeld. De spraak is grammaticaal correct, de woordenschat is goed en de correcte uitspraak komt overeen met de leeftijdsnorm. Toont cognitieve interesse in vragen. (Waarom is het gras groen? Waarom schijnt de zon? Waarom is de lucht blauw?) Tijdens het diagnostisch onderzoek moeten we kijken of het kind motivatie heeft ontwikkeld voor leeractiviteiten en naar de interne positie van de leerling. De interne positie van een student is een geheel van attitudes, opvattingen, motivaties en waarden die worden gevormd binnen de persoonlijkheid van de student en zijn gedrag, houding ten opzichte van leren, communicatie met leeftijdsgenoten en volwassenen beïnvloeden. Het kan gaan om vertrouwen in iemands capaciteiten, motivatie om succes te behalen, verlangen om te leren en zich te ontwikkelen, verantwoordelijkheid voor het leren en iemands daden, respect voor anderen en het verlangen om te communiceren, het vermogen om problemen op te lossen en beslissingen te nemen, evenals andere kwaliteiten en kenmerken. van een schooljongen met interne zelfidentiteit. Voor een kind met een ongevormde interne positie wordt een schoolkind gekenmerkt door een oriëntatie op de externe kenmerken van leren: “Ik wil naar school met een rode rugzak!”, “Ik wil naar school, omdat mijn moeder beloofde koop nieuwe stiften en een coole etui”, “Ik wil niet meer naar de kleuterschool, ik moet daar overdag heen slapen”, “Mijn moeder zei dat ik naar school moest.” Kinderen met een ongevormde interne positie van een schoolkind geven de voorkeur aan activiteiten zoals