I'm not a robot

CAPTCHA

Privacy - Terms

reCAPTCHA v4
Link



















Original text

Het is bekend dat een specifieke vorm van symptomatisch gedrag (starheid/autonomie (of flexibiliteit)) een gevolg is van een kenmerkende stijl en manier van denken. Deze cognitieve stijl onthult de functionele aspecten van de aard van gedrag. Gedrag wordt niet alleen bepaald door interne krachten en behoeften in overeenstemming met de doelen van het individu. Gedrag wordt gecontroleerd door een neurotische persoonlijkheid, gekoppeld aan zijn manier van denken, doelen en standpunt. Dit proces vindt zelfs plaats in gevallen van pathologie van autonomie. Verzwakking van de autonomie (dat wil zeggen interne vrijheid) is inherent aan elke psychopathologie, maar de grootste rigiditeit wordt waargenomen in het geval van obsessief-compulsieve en paranoïde persoonlijkheden. Starheid (starheid, onvermogen en onvoorbereidheid van een individu om een ​​gepland activiteitenpatroon te veranderen in omstandigheden waarin een eerder gepland programma significante veranderingen vereist) of rigide/flexibele controle kan betekenen dat iemand in staat is om interfererende factoren te overwinnen en zich daarop te concentreren in de geïmplementeerde methoden van de actie. Bij rigide controle hebben proefpersonen de neiging externe omstandigheden te overschatten; integendeel, proefpersonen met flexibele controle beoordelen de externe situatie uitgebreider. Wanneer het vakgebied verandert, krijgt deze cognitieve stijl een andere interpretatie: een neiging om cognitieve inspanningen, kenmerken van het denken, creatief potentieel van het individu, afhankelijkheid van sociaal-psychologische factoren te automatiseren. Mensen met een rigide controle houden zich dus strikt aan een vooraf bepaalde of zelfs gebruikelijke handelwijze. Stijve/flexibele cognitieve controle karakteriseert de hoeveelheid interne problemen bij het veranderen van methoden voor het verwerken van informatiestromen in een situatie van cognitief conflict. Een rigide controle kan bijvoorbeeld wijzen op moeilijkheden bij de overgang van verbale functies naar sensorisch-perceptuele (gevoels)functies vanwege hun lage automatisering, en flexibele controle kan wijzen op het gemak van de beschreven overgang. Als methode om deze cognitieve stijl te bestuderen, wordt meestal de Stroop-techniek gebruikt met de namen van kleuren geschreven in inkt die niet overeenkomen met de geschreven kleur, waarbij het verschil wordt berekend tussen de tijdsindicatoren tussen de gegeven naamgeving van 100 objecten en de naamgeving van de kleur van 100 objecten van veelkleurige sterren. De tweede techniek is de techniek van vrije associaties van Gardner, Klein en anderen. De proefpersoon noemt woorden die bij het stimuluswoord horen. Reacties worden ingedeeld in 7 categorieën op basis van de afstand van het woord tot de genoemde stimulus. De lengte van de afstand van verbale associaties en het totale aantal woorden in het protocol bepalen de rigiditeit en flexibiliteit van cognitieve controle. Het is aangetoond dat mensen met een strenge controle langzamer lezen, de omstandigheden en resultaten van problemen die worden opgelost zorgvuldiger controleren en minder immuun zijn voor interferentie. Ze zullen zich ook minder vaak concentreren op het verzamelen van voorlopige informatie. Deze individuen proberen van tevoren over hun acties na te denken.