I'm not a robot

CAPTCHA

Privacy - Terms

reCAPTCHA v4
Link



















Original text

AUDIO-VERBAAL GEHEUGEN (5 jaar) 1. “Winkelen.” U kunt uw kind naar de "winkel" sturen en hem vragen alle items te onthouden die gekocht moeten worden. Begin met 1-2 items en verhoog geleidelijk hun aantal tot 5-7. In dit spel is het handig om van rol te wisselen: zowel de volwassene als het kind kunnen om de beurt dochter (of zoon), moeder (of vader) zijn en een verkoper die eerst naar de bestelling van de koper luistert en vervolgens gaat picken. de goederen op. Winkels kunnen verschillend zijn: "Bakkerij", "Melk", "Speelgoed" en eventuele andere. Nodig uw kind uit om verschillende woorden uit het hoofd te leren door ze elk in paren met andere woorden voor te stellen. Je noemt de paren bijvoorbeeld ‘kattenmelk’, ‘jongensauto’, ‘tafeltaart’ en vraagt ​​ze om de tweede woorden van elk paar te onthouden. Vervolgens noem je het eerste woord van het paar, en het kind moet het tweede woord onthouden en benoemen. De taak kan geleidelijk ingewikkelder worden door het aantal woordparen te vergroten en woorden met verre semantische verbindingen in paren te selecteren.3. "Herstel het ontbrekende woord." 5-7 woorden die qua betekenis niet met elkaar verband houden, worden aan het kind voorgelezen: koe, tafel, muur, brief, bloem, tas, hoofd. Vervolgens wordt de rij opnieuw gelezen waarbij een van de woorden ontbreekt. Het kind moet het ontbrekende woord benoemen. Taakoptie: bij het opnieuw lezen kunt u het ene woord door het andere vervangen (uit het ene semantische veld, bijvoorbeeld koe-kalf; vergelijkbaar qua geluid, bijvoorbeeld table-ston); het kind moet de fout vinden.4. “Vis, vogel, beest.” Het is beter als meerdere mensen aan dit spel deelnemen. De leider (in eerste instantie moet het een volwassene zijn) wijst om de beurt naar elke speler en zegt: “Vis, vogel, beest, vis, vogel...” De speler bij wie het tellen stopt, moet snel (terwijl de leider tot drie telt) ) noem in dit geval de vogel. Als het antwoord juist is, gaat de leider door met het spel; als het antwoord onjuist is, valt het kind uit het spel. Namen mogen niet worden herhaald. Dit spel kan in verschillende versies worden gespeeld, waarbij kinderen bijvoorbeeld een bloem, een boom en een vrucht, een meubelstuk, een naam noemen.5. ‘Herhaal en ga verder.’ Het kind noemt een woord. De volgende deelnemer aan het spel herhaalt dit woord en voegt een nieuw woord toe. Elke deelnemer herhaalt dus de hele vorige rij en voegt aan het einde een nieuw woord toe. Spelopties: rijen woorden maken uit één algemene groep (bijvoorbeeld: bessen, fruit, meubels, borden, enz.); van definities naar een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld: "Wat voor soort watermeloen?" Antwoorden: "Groen, gestreept, zoet, rond, groot, sappig, zwaar, rijp, smakelijk (enz.)"). Moeilijker is de taak om een ​​samenhangend verhaal samen te stellen, wanneer elk van de deelnemers, door eerdere zinnen te herhalen, zijn eigen zinnen toevoegt. "Onthoud de juiste woorden." Van de voorgestelde zinnen (verhalen) onthoudt het kind alleen die woorden die betekenen: weersomstandigheden, transport, planten, enz. 7. "Codeer de zin." Voor het onthouden worden korte, volledige uitspraken gegeven, bijvoorbeeld: "De wolf rende het bos uit", "De kinderen speelden in de tuin", enz. Vraag het kind om de zin te "coderen" met behulp van conventionele afbeeldingen om het te onthouden (bijvoorbeeld: wolf + kerstboom + pijl enzovoort). Het wordt aanbevolen om tijdens één les niet meer dan 2-3 zinnen te onthouden om te onthouden. 8. "Pictogram". De tekst wordt voorgelezen aan het kind. Om het te onthouden, moet hij elk semantisch fragment op de een of andere manier weergeven (tekenen). Vervolgens wordt het kind gevraagd het verhaal te reproduceren op basis van zijn schetsen. 9. “Zoek uit hoe je de woorden kunt onthouden.” Leg uw kind uit dat u, om de stof goed te onthouden, een techniek kunt gebruiken zoals classificatie, d.w.z. soortgelijke voorwerpen in groepen groeperen Vraag hem nu een reeks woorden te onthouden die dit principe gebruiken: roos, kers, tulp, komkommer, spar, pruim, eik, kruidnagel, tomaat, den, appel, aardappel, vliegtuig, komkommer, trolleybus; , tomaat, zon, ui, lamp, trein, lantaarn, kaars.10. "Stenograaf." Voor deze taak heb je passende afbeeldingen, een stuk papier en een potlood nodig. Het kind leest een klein.