I'm not a robot

CAPTCHA

Privacy - Terms

reCAPTCHA v4
Link



















Original text

“Hij heeft problemen met zijn leeftijdsgenoten, hij wil niet naar school, hij wil alleen maar op de computer spelen!” Doorgaans ziet de lijst met beweringen van ouders van bijna elk tweede kind in de basisschool- en middelbare schoolleeftijd er zo uit. Met deze ‘lijst met klachten’ wenden ze zich tot een psycholoog, die moet leren ‘communiceren’ en ‘motiveren om te studeren’. Deze taken zijn natuurlijk al moeilijk uit te voeren, maar in sommige gevallen is dit vooral problematisch. We hebben het over de categorie kinderen die tekenen van het Asperger-syndroom vertonen, maar om verschillende redenen niet op tijd de diagnose krijgen. Hoe kan een psycholoog die met dergelijke klachten wordt benaderd, dan 'vermoeden' dat een kind mogelijk Asperger heeft? syndroom: 1. Glijden, onstabiel, oogcontact. In de regel kijken we 5-8 seconden naar de gesprekspartner, kijken dan weg en kijken dan opnieuw. Als communicatie ongemak veroorzaakt, kijken we weg en verbergen we onze ogen. Dit is goed. Maar als het kind praktisch geen oogcontact maakt, hoewel hij graag met u over alles praat en graag alle vragen beantwoordt, of u een vraag stelt en zich afwendt, kijkend naar iets buiten het raam, zou dit de specialist moeten waarschuwen.2. Het intonatiepatroon van de spraak van het kind is eigenaardig: de spraak lijkt een beetje mechanisch, niet-expressief.3. Het is ook de moeite waard om aandacht te besteden aan de algemene motoriek. Vaak wekken kinderen met het Asperger-syndroom de indruk dat ze 'stijf', onhandig zijn en onvoldoende gecoördineerde bewegingen hebben.4. In een gesprek vertelt het kind u zonder schaamte details over zijn leven die meestal niet alleen aan vreemden worden verteld, maar ook niet vaak aan zijn familieleden (bijvoorbeeld informatie over hoe vaak per week zijn moeder hem een ​​​​klysma gaf, enz. .)5. Het kind gebruikt ‘boekuitdrukkingen’. Bovendien is zijn rijke woordenschat duidelijk in strijd met de naïviteit en onvolwassenheid van zijn oordelen.6. Hij beschouwt onbekende mensen als zijn vrienden, bijvoorbeeld kinderen met wie hij maar een halfuurtje op de speelplaats speelde. Een goede vraag om de mate van sociale competentie van een kind te bepalen zou overigens zijn: “Wat is het verschil tussen vrienden en kennissen?” Een neurotypisch kind met een normale intelligentie kan vanaf ongeveer vijf jaar gemakkelijk vragen beantwoorden. Een 11-12-jarig kind met het Asperger-syndroom met een hoge intelligentie kan het verschil meestal niet duidelijk verklaren.7. Hij legt zijn problemen in relaties met leeftijdsgenoten uit door te zeggen dat hij ‘niet begrepen wordt’, ‘ze pesten en plagen hem de hele tijd’, ‘ze zeggen dat je een dwaas bent’, enz. In dit geval is het raadzaam om naar meerdere voorbeelden van dergelijke incidenten te vragen. Dan kan het duidelijk worden dat het kind in domme situaties terechtkomt vanwege een gebrek aan begrip van de ‘ongeschreven’ regels van menselijke communicatie. Een jongen zei bijvoorbeeld dat zijn klasgenoten samenzweerden om de deur in het klaslokaal te sluiten en rustig te gaan zitten om de leraar voor de gek te houden, die zou denken dat er niemand in de klas was. Toen de leraar aan de hendel begon te trekken, zei deze jongen luid: "We zijn hier, Sergei Petrovich, we willen ons voor je verstoppen", wat uiteraard een paar niet-vleiende opmerkingen van zijn klasgenoten opleverde. Dus als die er zijn Dergelijke tekenen, om het beeld te verduidelijken, is het de moeite waard om nog wat vragen aan ouders te stellen: 1. Had u toen uw kind twee of drie jaar oud was, de wens om zijn gehoor te laten controleren, omdat hij misschien niet altijd de eerste keer op zijn naam reageerde, maar meteen aan kwam rennen als hem snoep werd aangeboden? Wanneer verscheen ‘ik’? Was er een periode waarin het kind over zichzelf sprak in de tweede persoon (“wil je wat snoep” in plaats van “ik wil wat snoep”?)2. Was hij geïnteresseerd in de kinderen op de speelplaats? Heeft hij “geoefend” om coöperatieve spellen te spelen of had hij problemen (hij begreep de regels niet, wilde altijd de eerste zijn, legde zijn eigen scenario’s of regels op, was te “slim”)? Heeft het kind verhaalspelletjes gespeeld en zijn indrukken nagespeeld (na een bezoek aan het circus, de dierentuin, enz.)?4. Deelde hij graag zijn indrukken van de wandeling, van een bezoek aan de kleuterschool (hij vertelde bijvoorbeeld hoe “Masha en Petya ruzie hadden, en